In de auto dacht ik na over de lokatie van het zojuist gehouden interview. Niet alleen tegen het wachthokje van de bewakers buiten, ook tegen de binnenkant van de muren leunden zandzakken en op de kleine parkeerplaats patrouilleerden potige bewakers met geweren. Zo zaten de medewerkers van de landelijke mensenrechtencommissie er dus bij in hun hoofdkantoor. Ik was er aanvankelijk gedachtenloos naar binnen gestapt. Dat risico loop je als je te lang in een wapenarsenaal als Afghanistan verblijft.
Terwijl de ironie van die situatie tot me door begon te dringen, bracht Najib de auto met een schok tot stilstand. Even dacht ik nog dat hij een bekende ging begroeten. Als ex-politieman kent hij de halve stad en het aantal keren dat hij in de verkeerschaos een vriend ontwaart is dagelijks niet te tellen. Maar deze keer betrof zijn enthousiasme een verfrommelde bejaarde die een ezel met een vracht groen door de drukte sjorde. “Shiebed. Dille,” riep Najib. Dille is volgens hem een wondermiddel. Het werkt tegen een te hoge bloeddruk, geneest maagzweren, doet migraine verdwijnen, is veel goedkoper dan de dokter, en het ruikt nog lekker ook. Voordat ik iets had kunnen zeggen was hij al de auto uit.
Het was spitsuur. Een bedelaar met twee prothesen in een karretje werd door een jochie voortgeduwd, elegante hooggehakte vrouwen in rechte enkellange rokken haastten zich van kantoor naar huis, een aantal gepantserde fourwheeldrives zonder nummerborden duwden andere weggebruikers opzij, er werd getoeterd, geschreeuwd, getimmerd en gegraven, en dat alles in de meihitte. Plotseling barstte op het dak van de auto een pandemonium los. Door het half openstaande raampje wrong zich een gezicht met uitpuilende boze ogen. “Problem, problem,” schreeuwde de agent boven zijn geroffel uit. Toegegeven, we stonden niet al te netjes ingeparkeerd, maar dat leek me gezien de totale chaos die ons omringde een detail dat er niet echt toe deed. Mijn beleefde uitleg over de dille aankoop vergrootte de woede alleen maar en ik besloot de situatie te negeren totdat Najib weer zou verschijnen.
Toen hij terug kwam met een grote bos dille onder zijn arm vroeg ik hem de hysterische agent te laten weten dat we zijn hoogste baas persoonlijk kennen. Najib vergrootte zijn borstkas en sprak drie namen uit op een toon alsof het banvloeken waren. De agent kromp ineen en bood zo bibberig excuses aan dat ik meteen alweer spijt had van mijn verzoek. Najib had geen last van gewetensnood. “Een idioot en drugsgebruiker,” luidde zijn oordeel.