Toen Sein Han 23 jaar geleden als student zijn leuzen schreeuwde in de straten van Rangoon, dacht hij dat het einde van het bewind nabij was. Vanmorgen trof ik hem in Mae Sod, een handelsplaats in Thailand waar hij naar toe vluchtte toen zijn droom niet uitkwam. Het houten prieeltje naast zijn huis geurde naar frangipani en ook de bananen en papayabomen hielpen mee om van de plek een tropisch paradijsje te maken.
Maar Sein Han had geen oog voor die schoonheid. Op zijn laptop bestudeerde hij via google earth de beelden van zijn geboorteplaats in de Karen-staat in oost Birma. Hij wees me de smalle slingerweg die hij als jochie van school naar huis liep en de velden waar hij het paard liet grazen. Een tijdje keken we samen naar dat zichtbare maar ook zo onbereikbare dorp. Hij wees naar een grote groene vlek, de grond van zijn familie. "Daar leg ik een golfcourse aan als ik naar huis ga, " zei hij grijnzend. Net als 23 jaar geleden had hij het dromen nog niet verleerd.