De logica van Najib was als gewoonlijk onweerlegbaar. Toen ik vertelde dat de Taliban mullah in Kandahar geen buitenlandse troepen duldde, fulmineerde hij: “En toen de Taliban de dienst uit maakte dan? Het krioelde van de buitenlandse strijders: Arabieren, Tjetsjenen, Pakistanen enzovoort.” Hij vond het maar niets dat ik dat de geestelijke niet ingepeperd had.
Aangezien ik een week was weggeweest namen we het nieuws in Kabul door. Najib fileerde het bericht dat in het kader van meer transparantie de tegoeden van de president en hoge politici openbaar werden gemaakt: “Je denkt toch niet dat die leiders dom zijn? Het geld is in handen van allerlei familieleden en die hoeven niets te declareren.”
Er zijn maar weinig onderwerpen die Najib zo nijdig maken als corruptie. Terwijl zijn tirade voortduurde, wees hij voor de zoveelste keer aan wie de eigenaren waren van de protserige huizen die we passeerden. Najib heeft namelijk de kennis van een goed geinformeerde makelaar. Het leek me dat die informatie voor een ontvlambaar man als hij een zware last moest zijn.