Er klonk een knal en dikke glasscherven vlogen door mijn kamer. Het bleek geen aanslag, maar de aktie van een buurtboefje. Vanaf het platte dak had hij met zijn kattenpult een steen door de ruit geschoten. Op het bed waar ik even tevoren nog had zitten tikken lagen glazen dolken. Ook in Kabul komt het gevaar soms uit onverwachte hoek.
Een paar uur later mat een enigszins gegeneerde vader de maat van het raam op. Hij beloofde zijn zoon een reprimande te geven. Het was een alledaagse uitwisseling, zoals dat gaat tussen buren, maar daardoor besefte ik weer eens dat mijn vier huisgenoten en ik anders dan de meeste buitenlanders die achter zware muren met bewakers zitten, gelukkig nog deel uitmaken van de wijk. We doen boodschappen in de kleine supermarkt en het groentenwinkeltje, wisselen in simpel engels en dari met deze of gene nieuwtjes uit en bezoeken te voet de nabijgelegen restaurants. Kortom, we voelen ons er thuis.
Verder waren het enerverende dagen. De aswolk stuurde al onze reisplannen danig in de war. De ene helft van het huishouden moest het land uit, de andere helft wilde er juist weer in. Ambassades, vrachtvliegtuigen, ghurka’s, militairen, KLM-ers; alle contacten werden aangeboord. Het mocht allemaal niet baten. De enige die temidden van alle commotie onverstoorbaar doorschuifelde was onze huisvondeling, de schildpad. En een land als Afghanistan doet je natuurlijk heel goed beseffen dat er ergere dingen zijn dan je eigen prijsuitreiking missen. Ik begreep dat het feestje erg geslaagd was.