donderdag 18 maart 2010

Kabul Jalalabad Road

Jingletrucks heten de vrachtwagens die het verkeer op de slingerweg van Kabul naar Jalalabad domineren. De rij belletjes aan het chassis rinkelden vrolijk terwijl de trucks door het berglandschap manoeuvreerden. Ook voor mijn oog waren de bont beschilderde vrachtwagens een lust. Zo zag ik galopperende paarden, knusse huizen tussen frisgroene heuvels met watervallen, knalroze harten, moskeeen, en een zangeres met een weelderige haardos en een dweepzieke blik. Een Pakistaanse vrachtwagenchauffeur vertelde aan mijn collega Adnan over die versierdrift: “Als een man trouwt is zijn bruid zo mooi mogelijk gemaakt. Voor een vrachtwagenchauffeur is een truck zijn bruid.”
Idyllische vehikels dus, maar wel dodelijk als ze op pad gaan. Ook veel van de andere weggebruikers hielden er kamikaze rijgedrag op na. Ik ken geen Afghaan die niet een familielid of andere dierbare is kwijtgeraakt in een verkeersongeluk. Daar dacht ik maar niet te veel aan tijdens de drie uur durende rit naar Jalalabad. Er was bovendien genoeg te zien. Spectaculair ruige rotsbergen en een rivier die in de diepte van modder- naar smaragdkleur wisselde. Kuchi's die met hun kuddes ruwharige schapen vanuit de heter wordende vlaktes naar hoger gelegen groen trokken. De alom verguisde verkeerspolitie die weggebruikers geld afhandig maakte. Afghaanse militairen die naast een lekkende tankwagen een sigaretje wilden opsteken. (ware het niet dat mijn chauffeur dat met een schreeuw door het raam voorkwam). Dat zag ik allemaal zolang ik mijn ogen de kost kon geven. Want zodra controleposten of andere auto’s naderden trok ik de grote witte hoofddoek met borduursels zo ver mogelijk over mijn gezicht.
Toen de vallei zich vernauwde en de bergen aan weerszijden van de weg steiler en hoger werden, minderde mijn chauffeur even vaart om te kunnen bidden dat de Taliban die vanaf de hoogte af en toe tankwagens of militaire konvooien onder vuur nemen, zich vandaag gedeisd zouden houden. Dat deden ze. Ook roversnest Sarobi dat ongeveer halverwege de route ligt, reden we zonder problemen voorbij.
De terugweg liep eveneens gesmeerd. Totdat we bij de toegangsweg naar Kabul op een van Afghanistans schaarse agentes stuitten. Het leek me behoorlijk afmattend om in de stoffige hitte de verkeersstroom te inspecteren, maar dat deed niets af aan haar oplettendheid. Haar vrouwelijke oog moest iets on-Afghaans aan mijn vormeloze verschijning op de achterbank hebben opgemerkt, want vanachter haar zwarte sluier vroeg ze op onverbiddelijke toon om mijn paspoort. Voordat ik kon vragen wat haar aandacht had getrokken, werden we jammer genoeg al weer voortgestuwd door de rest van het ongeduldig toeterende verkeer.