"We krijgen geen beeld van hoe het land eruit ziet," klaagden vrienden voordat ik naar Kabul vertrok. Ze volgen de media op de voet, maar verder dan bomaanslagen, gevechten, kamp Holland, baarden en boerka’s kwam hun blik maar niet.
Op het eerste gezicht is Kabul zeker geen mooie stad. Modderkleurige blokkendozen van huizen, grauwe flats en starre Sovjetstijl kantoren omlijnen de straten. En nu de bomen nog winters kaal zijn, is de aanblik extra kleurloos.
Najib met wie ik in Kabul regelmatig rondrijd, heeft weinig vleiende namen voor zijn land: Afghanistan is Muddistan moppert hij als we door de plassen hobbelen. Of: Afghanistan is Dustistan als de prille voorjaarswarmte het stof alweer naar binnen doet dwarrelen. Als bedelende vrouwen in boerka’s met smekend gemurmel de auto omsingelen zucht hij: Afghanistan is Pooristan. Lang duurt zijn gemopper meestal trouwens niet en dan komt er na een blik op mijn gekrabbel in een notitieboek een grote grijns en constateert hij: Afghanistan is Storiesstan.
De charme van de stad zit verscholen achter muren. Gisteren zocht ik een echtpaar op dat ik ken van mijn vorige bezoek drie jaar geleden. Ze ontvingen me met een enthousiasme en hartelijkheid alsof ik een dierbaar familielid was op wie ze lang gewacht hadden. Nog maar nauwelijks was ik gaan zitten in de kamer met warmrode tapijten en kussens in allerlei kleuren of de gastheer kwam met grote schalen met amandelen, rozijnen en geurige sinaasappels. Het voelde alsof ik nooit was weggeweest.
PS De enige felicitatie die ik vanwege internationale vrouwendag ontving, kwam van een Afghaanse man. 'Hope things get better for women all over the world, especially in Afghanistan,' mailde hij.