Stoft de spreekbuis van de Birmese regering oude retoriek weer af? De stichtelijke woorden en verkapte dreigementen lijken verdacht veel op editorials uit de The New Light of Myanmar die ik jarenlang verzamelde.
woensdag 18 maart 2015
Over vrienden en vijanden
Stoft de spreekbuis van de Birmese regering oude retoriek weer af? De stichtelijke woorden en verkapte dreigementen lijken verdacht veel op editorials uit de The New Light of Myanmar die ik jarenlang verzamelde.
dinsdag 17 maart 2015
Birmese monniken en een mythe
Toegegeven: het zijn bedwelmende beelden zoals monniken in het vale ochtendlicht door de straten trekken, met een tred zo omzichtig alsof de aarde onder hun blote voeten barsten kan. Aan dat aura van serene rust en onthechting wil een onthaastende Westerse bezoeker zich natuurlijk wat graag laven. Maar journalisten zijn nu eenmaal "not in the business to be liked” zoals een oude vriend vaak roept. Tijd dus om de hardnekkige mythe door te prikken dat al die zonen van Boeddha ultieme ikonen van tolerantie zijn.
Binnen het boeddhisme bestaan net zo goed extremistische groepen als binnen andere levensbeschouwingen. Toen de Britten in de negentiende eeuws de Birmese monarchie onderdeel maakten van hun kolonie India, raakte de stroming binnen de monnikenorde die van oudsher als adviseur van het Birmese hof fungeerde, deze rol kwijt. Mede daarom namen diverse monniken een leidende rol in de onafhankelijkheidsbeweging. Zo raakte het boeddhisme verweven met het nationalisme. Tot de dag van vandaag zien bepaalde monniken alles wat buitenlands is, als een aanval op de Sangha (monnikenorde) en zijn structuren. Die visie past bij het beleid van de machthebbers om de afgelopen decennia een Birmaans (Birmanen zijn de grootste etnische groep in Birma) nationalisme te propageren waarin het boeddhisme superieur aan andere religies wordt verklaard.
De giftige cocktail van boeddhisme en nationalisme valt in een extra vruchtbare voedingsbodem vanwege de ongewisse tijden die het land doormaakt. Vooral moslims zijn, net als voorheen, de dupe. Met een minderheid van een paar procent vormen ze een dankbaar doelwit die bovendien vanwege zijn succesvolle ondernemerschap regelmatig jaloezie oproept.
Diverse keren maakte ik de afgelopen twee jaar mee hoe de extremistische monnik Wirathu geheel ongestoord zijn haatzaainde boodschap kan verspreiden. Enkele weken geleden ging hij in Rangoon zelfs zo te keer dat de rillingen over mijn rug liepen.
Het is inmiddels een overbekend verhaal dat een deel van de oude macht het religieuze vuurtje oppookt om de politieke hervormingen een halt toe te roepen. Maar het zou zelfs kunnen dat de hetze ook bedoeld is om de antipathie tegen Chinezen die de Birmese economie steeds meer zijn gaan domineren, op moslims af te wentelen.
Er zijn nog altijd religieuze leiders en personen van aanzien die oproepen tot tolerantie, maar hun boodschap dreigt te verwaaien in de wind van onverdraagzaamheid die door het land waait.
De kans dat de drie veroordeelden via een hoger beroep vrij komen is aanzienlijk minder in dit onfrisse klimaat. En in alle internationale media aandacht voor de zaak sneeuwt volledig onder dat ook tientallen Birmese jongeren voor de zoveelste keer in de geschiedenis achter de tralies werden gezet.
zondag 15 maart 2015
Een Syrisch kinderrijm
Aboude in Aleppo bijna een jaar geleden
We speculeren er op los in onze berichtgeving over IS(IS). Het ene moment rammelt de extremistische terreurorganisatie zo ongeveer aan de poorten van Rome. Het volgende moment begint het onverslaanbare monster van binnenuit te eroderen.
Ik kon het de afgelopen dagen niet meer volgen. Van pure consternatie kwam er spontaan een kinderrijm in mij op.
"ISIS hier, ISIS daar,
Steeds weer zijn de rapen gaar,
Maar maar maar, o maar,
Wat is er allemaal precies van waar?"
Mede vanwege een overdosis aan IS(IS) verhalen falen we hopeloos in onze verslaggeving over Syrie. Daarom zou iedereen vier jaar na het begin van de opstand, de documentaire uit 2013 van Marcel Mettelsiefen over Aboude en zijn lotgenoten in Aleppo moeten zien.
https://www.youtube.com/watch?v=SWG7xq4vQ0M&app=desktop1
(Vanaf 24.00)
Birma, wat nu EU?
Rangoon 1988 Terwijl een woelige brij van demonstranten door de straten trekt, verklaart studentenleider Min Ko Naing, een tengere jongen met een soort baseballcap op en een zakdoek voor zijn gezicht gebonden: “Fysiek kan ik sterven. Maar er zullen steeds weer nieuwe Min Ko Naings verschijnen om mijn plaats in te nemen.” Kort daarna leggen militairen de roep om een beter Birma het zwijgen op. Min Ko Naing gaat achter de tralies – een gevangenschap die bij elkaar zo'n twintig jaar zal duren.
Rangoon 2013 Als man van vijftig wijst Min Ko Naing naar de afbeelding van die slungel van 25 jaar geleden met zijn bedekte gelaat. Hij zegt: “Ja, ik verloor mijn jeugd, maar de geest van toen leeft nog.”
Rangoon maart 2015 Een zichtbaar aangeslagen Min Ko Naing toont een foto van een frele meisje dat door een lid van een knokploeg wordt meegesleurd. Hij vraagt: “Laten ze nu de wreedheid van dit tijdperk zien?”
Zijn gezicht staat niet alleen ontdaan omdat tientallen studenten en scholieren bont en blauw geslagen in de cel zitten. Als toonaangevend dissident wil hij de jonge demonstranten niet afvallen nu ze in zijn voetsporen treden, Maar door schade en -weinig- schande wijs geworden, ziet hij ook de valkuil voor hun stoutmoedigheid in deze ongewisse tijd. Het laat zich immers niet moeilijk raden wie er garen bij probeert te spinnen wanneer dit protest -al dan niet geprovoceerd- uit de hand loopt.
Waar staat Birma?
Sinds bijna vier jaar geleden onder leiding van president Thein Sein een regering van voornamelijk ex-militairen aantrad, begonnen hervormingen waarvoor Min Ko Naing en honderdduizenden anderen in 1988 hun leven waagden. De meeste politieke gevangenen werden vrijgelaten, de media kregen meer bewegingsruimte en oppositieleidster Aung San Suu Kyi verruilde haar huisarrest voor een zetel in het parlement.
Maar het is belangrijk om te bedenken dat de veranderingen niet door druk uit de samenleving afgedwongen waren. Het proces van transitie was een stap voor stap geregisseerd traject dat al jaren geleden in gang werd gezet en dat als alles volgens plan zou gaan, een dubieuze vorm van democratie als eindbestemming had. Ingegeven door pragmatische motieven van de militairen zoals een veilig pensioen en verbeterde betrekkingen met het Westen als tegenhanger voor de uit de hand gelopen Chinese overheersing. In eerste instantie leken de nieuwe leiders die hun uniform verruilden voor een burgerjasje ruimdenkender dan verwacht, al viel onmogelijk te voorspellen hoe ver de nieuwe koers door zou zetten. Na jaren van beperkte sancties normaliseerde de EU in rap tempo de betrekkingen, ondanks de waarschuwing van mensenrechtenorganisaties dat enige terughoudendheid in dit prille stadium geen kwaad zou kunnen. De tegenstanders van verandering onder wie ook machtige militairen, roerden zich nog flink. Het had er regelmatig alle schijn van dat wat hun betreft de laatste halte op de route naar een "gedisciplineerde bloeiende democratie" was bereikt: een staat met een ondemocratische grondwet die het leger grote politieke macht garandeert.
Het was aan Min Ko Naing en al die anderen om de beperkte speelruimte op te rekken, hetgeen uiteraard een klus van jewelste is. De politieke oppositie is verdeeld en onervaren, onder activisten spelen aloude rivaliteit en meningsverschillen op en ook instituten die enig democratisch stutwerk zouden moeten verrichten, zijn zwak en onderbemand.
Ondanks al die onzekerheid domineerde in steden als Rangoon en Mandalay een hoopvoller Birma. Een aanzienlijk vrijer en minder angstig land, waar burgers kansen op een beter bestaan probeerden te grijpen. Maar buiten de grote plaatsen lag een Birma waar het vervaarlijk gistte, juist in deze periode. Na nieuwe terreurcampagnes tegen de statenloze islamitische minderheid de Rohingya’s, sloeg het geweld tegen moslims over naar andere delen van het land. Extreem nationalistische monniken injecteerden hun giftige anti-islam boodschap in de samenleving. Etnische minderheden hadden ondanks besprekingen met de nieuwe regering, nog altijd geen garanties voor gelijke rechten binnen een federale staat. In sommige van hun thuislanden werd zelfs opnieuw gevochten met tienduizenden ontheemde burgers als gevolg. Het aantal politieke gevangenen begon weer toe te nemen, net als de scepsis over de reikwijdte van de hervormingen. Het 'nieuwe' Birma waarin de ene buitenlandse delegatie na de andere binnentrok, was een land dat een deel van zijn duistere verleden achter zich had gelaten, maar dat nog niet precies wist wat daarvoor in de plaats zou komen.
Nadat zijn celdeur open zwaaide wilde Min Ko Naing gaan schilderen en theaterstukken en gedichten schrijven. Maar de onrust die door het land begon te spoken, liet hem weinig tijd voor die verlangens.
Net als velen probeerde hij een evenwicht te vinden tussen hoop en vrees. Dat is er de afgelopen week niet makkelijker op geworden.
Ik vraag me af hoe het de EU vergaat met die balans.
woensdag 11 maart 2015
De zonen en dochters van Birma

Ik begrijp wel dat veel media dachten: waarom zouden we iets moeten met dit onderwerp? Het tafereel zag er voor de buitenwereld immers zo onschuldig uit: plukjes piepjonge studenten en scholieren die met rode vlaggen door een pastoraal landschap trokken om een betere onderwijswet te eisen.
Maar terwijl we in Nederland nog wel eens lacherig willen doen over onze academici in spe, hebben studenten in Birma juist groot aanzien als zonen en dochters van het land.
Al sinds de onafhankelijkheidsstrijd brachten ze diverse keren mensenmassa's op de been. Vanwege die rebellie gingen ze voor jaren achter de tralies, soms zelfs een half leven lang, en dat vergrootte hun moreel gezag. Dat ze -net als nu- vaak ook flink in de clinch lagen met elkaar over taktieken en strategie, deed daar niets aan af.
Er speelt bij de demonstranten meer dan jeugdig elan en gedreven verontwaardiging. Velen dragen oude verhalen in hun jonge hoofd. Zoals een van de leiders die mijn collega's en ik vorige maand ontmoetten in het Delta gebied ten zuidwesten van Rangoon. Zijn vader zat jaren vast nadat hij meedeed aan de opstand van 1988. Toen zijn zoon en dochter zich klaarmaakten voor de demonstratie, huilde hij vol zorg. Hij hoorde de celdeur al achter zijn kinderen dichtslaan. Maar zijn zoon dacht aan de offers die zijn vader had gebracht en vond dat het zijn beurt was om de vlag van de verboden studentenbond openlijk te laten wapperen.
De oudere garde dissidenten is verdeeld. Sommigen zien de protesten als een manier om een brede volksbeweging op te zetten en steunen de nieuwe rebellie. Anderen vrezen dat de onervaren studenten voor te radikale karretjes gespannen worden om een regime change te forceren. Traditiegetrouw was de overheid er als de kippen bij om alarm te slaan over een rood gevaar. Terwijl de ins en outs over die agenda's zich nog laten raden, werden de studenten op de meeste plaatsen onderweg toegejuicht - al was dat soms stilzwijgend. Steeds meer mensen merken dat na een prille lente de beloofde hervormingen stagneren en dat van de reguliere politieke oppositie niet veel te verwachten valt.
De regering staat flink op scherp nu een nieuwe generatie de straat op gaat vanwege de onvrijheid en het economisch wanbeleid - de onderliggende kwesties waar het in dit protest om draait.
Als Birma werkelijk op de goede weg is, zullen de regering en hun militaire medestanders de steun voor de studenten onder de bevolking niet als een bedreiging zien. Maar vooralsnog duidt hun optreden eerder op het tegendeel.
Facebook, twitter en ook mijn mailbox gonzen van de woedende reacties over het gewelddadige optreden van politie (die door de EU in crowdcontrol wordt getraind), knokploegen en mogelijk zelfs militairen in een politie-uniform en de talloze arrestaties - zo'n drie generaties melden dat hun vertrouwen in de autoriteiten tot ver onder het nulpunt is gedaald. Met een serie herdenkingsdata uit 1988 en bij voorbaat omstreden verkiezingen aan de horizon wachten Birma roerige tijden.
Stay tuned, helaas.
photo Hein Htet/The Irrawaddy
zondag 8 maart 2015
De vrouwelijke rebellen van de Kachin
"Sommige foto's ogen lieflijk en intiem. Langs dicht tegen elkaar gedrukte slapende gezichten strijkt teder licht. Tegen een decor van fluwelige bergen wassen lachende vrouwen met hun haar in nonchalante paardenstaarten zich in de rivier. En zelfs in de foto's die wel uniformen en geweren tonen, lijkt de oorlog in eerste instantie ver weg. Maar wie nog eens kijkt ontdekt meer. Zoals de tranen op de jonge wang van een rekruut die wellicht voor het eerst van huis is. Zo bezien gaat deze fotoserie over heimwee, isolement, verlatenheid, het zoeken naar troost in een grimmige wereld.
De jonge vrouwen zijn in dienst van het rebellenleger van de Kachin, dat in een van de hardnekkigste en langstdurende conflicten ter wereld verwikkeld is...."
Uit: Vrij Nederland 8 maart 2015
zaterdag 31 januari 2015
zaterdag 13 december 2014
Boeddha's zonen zijn niet meer zo verdraagzaam
Uit: Boeddha's zonen zijn niet meer zo verdraagzaam
Vrij Nederland 13 december 2014
"....
Het geweld tussen moslims en boeddhisten is grotendeels geluwd, maar geruchten over nieuwe onrust smeulen door. Het is verleidelijk om op onderzoek uit te gaan. Maar het verhaal van Thein Htaik Oe en zijn familie heeft me in zijn greep en instinctief weet ik dat die kleine kroniek me vanzelf weer naar het grotere verhaal zal brengen.
.....Terwijl ik toekijk hoe de auto van Thiri en Thein Htaik Oe het uitgestorven donker van Mandalay in verdwijnt, komt de geschiedenis aangeslopen.
Ik leerde Thein Htaik Oe 23 jaar geleden kennen toen ik over de burgeroorlog schreef. Na een mislukte opstand in 1988 hadden ook studenten zich bij de etnische rebellen in de jungle aangesloten. Voor mijn tochten naar de frontlinie werd een van hen me als lijfwacht toegewezen. Mijn nieuwe metgezel was zo berooid dat hij voor zijn taak legerlaarzen van vrienden had geleend. Het waren twee verschillende. Toen hij merkte dat mijn blik naar zijn voeten ging, grapte hij: “In Birma zeggen we dan dat iemand op buffels en koeien rijdt.” De lange slungel met zijn laconieke humor beviel me, al brak ik de eerste dagen mijn tong over zijn naam: Thein Htaik Oe. Overdag struinden we rond in de strijd van een houtje touwtje leger. De decennia durende oorlog tussen de minderheden en het Birmese leger mocht dan door de wereld vergeten zijn, minder dramatisch was hij daarom niet. In de rivier dreven verminkte, opgezwollen lijken voorbij, boten vol met gewonden haastten zich naar bamboe ziekenhuizen uren verderop, en gevluchte burgers die door het Birmese leger als lastdieren en mijnenvegers waren gebruikt, strompelden uitgeput rond tussen de afdakjes van de legerkampen. Maar s avonds, als de hemel met sterren bestrooid raakte, week de horror. Dan namen we zijn leven en de toekomst door. Hij was intelligent genoeg om te beseffen dat de gewapende strijd niet te winnen was. Zijn blik reikte heel wat verder dan die van zijn meeste lotgenoten – al wist hij nog niet precies hoe ver. Regelmatig zat hij in het vale licht van de vroege ochtend met mijn wereldontvanger tegen zijn oor of met een boek op schoot. Dan stonden zijn haren nog overeind van de slaap en leunde zijn kalasjnikov vergeten tegen zijn tas.
Hij wilde radiojournalist worden. En dat werd hij ook. Eerst kwam hij terecht bij een Birmese oppositiezender in Noorwegen waar wel meer gevluchte ex-studenten emplooi hadden gevonden. Hij bleek goed in zijn vak en kreeg drie jaar later een baan aangeboden bij de Voice of America in Washington.
Bij die plannen en dromen in de afgelegen jungle hoorde ook de liefde, al sprak hij daar naar goed Birmees gebruik slechts in bedekte termen over. Maar toen ik vertrok naar Centraal Birma waar de junta de dienst uitmaakte, gaf hij me behalve contacten in de kloosters ook een brief mee voor een studente in Mandalay die hij kende uit zijn ondergrondse politieke werk. Zo belandde ik tegenover een meisje met duizend vragen in haar ogen die ze vanwege haar beperkte Engels en de vader naast haar niet kon stellen. Toch lukte het de brief in een ongezien moment aan haar te overhandigen en er ging zelfs een ja woord mee terug. Het zou zes jaar duren voor alle papieren in Birma in orde waren en Thiri zich bij haar geliefde in Washington kon voegen. Net als andere Birmezen met een dissidente achtergrond, waren ze persona non grata in hun vaderland. Hun twee zoons groeiden op in de Verenigde Staten. De nieuwe regering die in 2011 aantrad, verstrekt visa aan ballingen en zo zijn ze voor de tweede keer met het hele gezin terug in Mandalay - deze keer omdat hun zoons tijdelijk als noviet het klooster in gaan.
Ik tast mijn geheugen verder af, maar ik kan me niet herinneren dat in al die jaren ooit ter sprake kwam dat Thiri's vader moslim was. Zo belandt de onrust die door het landt spookt alsnog bij ons op tafel.
....
woensdag 12 november 2014
donderdag 9 oktober 2014
Irak: De Mars der Dwaasheden
Uit: Het huis van Khala, een familie in Bagdad
2003-2008
Over de marginalisatie van soennieten oftewel: een opstand in de maak
Abbas slaat met zijn hand op het stuur. ‘Er is geen plan. Er is geen plan,’ zegt hij hoofdschuddend.
‘Hoe moet het volgens jou dan?’ vraag ik.
‘Met wijsheid,’ zegt hij vaag.
Abbas drukt zich wel vaker onduidelijk uit. Als ik er later nog eens over doorvraag, zegt hij dat het ontbinden van het Iraakse leger en een belangrijk deel van het ambtenarenapparaat de grootste fout is die de Amerikanen hebben kunnen maken. Lang niet iedereen in die functie was een aanhanger van Saddam geweest, en nu vormen al die werkloze boze mannen makkelijke recruten voor
de guerrillastrijd. Ook vindt hij dat de buitenlandse militairen hun bases buiten de stad zouden moeten aanleggen in plaats van temidden van miljoenen burgers die daardoor ook een doelwit voor aanslagen zijn.
Over de privatisering van oorlog en bezetting oftewel: het verlies van Westerse geloofwaardigheid
Op de middelste verdiepingen van het hotel patrouilleren potige, zwaar bewapende types met donkerblauwe uniformen, scherfvesten en baseballpetjes. Om te voorkomen dat onbekende bezoekers
uitstappen, blokkeren ze wijdbeens de deur zodra de lift stilhoudt. Ze werken voor Kellogg, Brown and Root, een dochterbedrijf van Halliburton, een Amerikaanse mega-onderneming
die onder andere faciliterend werk verricht voor oliemaatschappijen. Dick Cheney, de huidige vice-president, had er jaren geleden de leiding en hij onderhoudt nog altijd nauwe contacten met
de huidige top van het bedrijf.Volgens Amerikaanse kranten verdient KBR net als andere
Amerikaanse ondernemingen miljoenen dollars met contracten die zijn afgesloten zonder dat buitenlandse bedrijven konden meedingen. Het bedrijf repareert niet alleen de olie-installaties,
maar is ook verantwoordelijk voor de import van de olie uit Turkije en Koeweit omdat Irak zelf niet genoeg produceert. De onderneming kwam in opspraak omdat ze te hoge prijzen berekend zou hebben aan de Amerikaanse bestuurders. Wanpraktijken komen zo vaak voor dat een Amerikaanse advocaat die een aantal gevallen van fraude onderzocht opmerkte: “In a free fire zone you can shoot at anybody you want. In a free fraud zone you can steal anything you like.”
De gang van zaken sterkt veel Irakezen in hun idee dat de Amerikaanse operaties in hun land een grote verstrengeling zijn van de belangen van zakenlieden, hooggeplaatste politici, defensiespecialisten en de CIA. Abbas en zijn kennissen kunnen daar eindeloos over speculeren.Bedrijven als KBR zijn niet de enige die gebruik maken van moderne huurlingen. Oorlog privatiseert en ook regeringen zetten hen steeds vaker in. In Irak zijn ze met duizenden aanwezig om de operaties van de reguliere legers te steunen. Zuid-Afrika is een belangrijke leveranciervan particuliere vechtjassen, maar velen zijn ook afkomstig uit gedemobiliseerde legers van vroegere conflictgebieden zoals de Balkan en de voormalige Sovjet-Unie. Hun reputatie is omstreden. Anders dan soldaten hoeven ze zich niet te houden aan officiĆ«le geweldinstructies en andere militaire regels. Ze jagen Irakezen de stuipen op het lijf zoals ze in zware konvooien door de stad scheuren. Hun geweren naar buiten gericht, de vingers aan de trekker. Ze schreeuwen dreigende commando’s die vaak onverstaanbaar zijn, maar wie niet onmiddellijk gehoorzaamt kan een schot verwachten. Het blijft vrijwel onopgemerkt dat ook deze Rambo’s burgerslachtoffers op hun geweten hebben.
(Sinds 2007 maakt KBR geen deel meer uit van Halliburton)
Wat Ward beschrijft klinkt als het handelsmerk van het Badr Corps, een sjiitische militiegroep die nauwe banden heeft met het ministerie van Binnenlandse Zaken. De moord is een van de vele. Toen ik een paar maanden geleden in Bagdad was, schrok ik hoezeer de terreur was toegenomen. Allerlei sjiitische en Koerdische milities opereerden openlijk nu hun partijen aan de macht gekomen waren. In het verkeer doken voortdurend wagens vol gewapende mannen met maskers op. Soms droegen ze uniformen, soms waren ze in burger. Soennieten waren vooral georganiseerd in groepen van opstandelingen, maar in Bagdad begonnen zich in soennitische wijken ook burgermilities te formeren. Tussen soennieten en sjiieten vonden steeds meer afrekeningen plaats. In het zuiden bestreden sjiitische milities elkaar om macht en economische belangen zoals inkomsten uit handel en olie-distributie. In het noorden rond de stad Kirkuk probeerden Koerdische troepen zoveel mogelijk invloed te krijgen. Amerikaanse militairen lieten zich niet vaak meer zien in de straten. In plaats daarvan waren er veel meer Iraakse troepen. De meeste Irakezen die ik sprak hadden echter niet veel vertrouwen in het nieuw opgezette veiligheidsapparaat. Het leger en vooral ook de politie bleken grotendeels loyaal aan hun eigen achterban in plaats van aan de autoriteiten. Ze gingen behoorlijk gewelddadig te werk. Ook de door VS getrainde commando’s die als een counterinsurgency fungeerden, waren berucht om hun wrede optreden.
Abonneren op:
Posts (Atom)