Opeens was ik toch een beetje trots toen ik afgelopen vrijdag na een hachelijke fietstocht onder de kroonluchters van het Paleis op de Dam zat. Dat had niet met de koninklijke ambiance te maken, maar met Birma. Een van de winnaars van de Prins Claus Prijs was het journalistenteam van het Birmese maandblad The Irrawaddy.
Terwijl de foto van de hoofdredacteur op het scherm voor in de zaal verscheen dacht ik eraan hoe hij 20 jaar geleden na de vlucht uit zijn vaderland op de vloer van een hok in Thailand zijn A 4 tjes met nieuws voltypte. Dat de hoofdredacteur van het inmiddels toonaangevende maandblad en ik onlangs een pittig journalistiek verschil van mening hadden, deed die middag van de prijsuitreiking even niet ter zake.
Ik dacht ook aan zijn collega’s in Birma die jaren gevangenisstraf riskeren voor verhalen waar hun naam niet eens boven kan. Wat een contrast is die noodgedwongen anonimiteit met de hijgerige kijk-mij-eens-stijl in veel van onze reportages.
En zo kwam het dus dat ik daar trots zat te zijn, al was het dan plaatsvervangend.