donderdag 8 juli 2010
Little America
Gastvrijheid is een groot goed in Afghanistan, maar met zoveel enthousiasme als in Lashkar Gah was ik al die maanden nog niet begroet. Op de drempel van haar huis in de hoofdstad van de provincie Helmand gaf een verschrompeld vrouwtje me drie klapzoenen. Vervolgens kneep ze kirrend in mijn kin, terwijl haar witgekuifde man plechtig “Welcome, welcome,” zei. Het oude echtpaar had in de jaren zestig voor de Amerikanen gewerkt en mijn verschijning maakte overduidelijk goede herinneringen los. Zij fabriceerde kleding en speelgoed, hij beheerde een warenhuis met machine-onderdelen. Tientallen Amerikaanse families die betrokken waren bij ontwikkelingsprojecten, woonden in de stad en de gouverneur had zelfs een Amerikaanse echtgenote. Little America heette in die jaren het gebied dat nu vooral vanwege gevechten en opiumproductie het nieuws haalt. “Het was vrede en ik had een baan,” zei mijn nieuwe kennis. Ze kwekte er zo geanimeerd op los dat haar man nauwelijks gelegenheid kreeg een duit in het zakje te doen. Na een paar dagen in het zuiden waar vrouwen vrijwel onzichtbaar zijn of in vormloze lappen veranderen zodra er een man in de buurt komt, vond ik die gang van zaken een verademing. Ze vertelde met weemoed over de chocolate bars die ze kreeg als extraatje wanneer ze goed werk afleverde. Als ze de Amerikaanse troepen nu zou tegenkomen zou ze graag Hi tegen ze zeggen. Ze deed het voor met een gedecideerd handgebaar. Maar die kans was klein, want vanwege haar hoge leeftijd verliet ze maar zelden het huis dat zij en haar man met hun salaris van destijds hadden gebouwd. Toen een paar uur later op de weg buiten de stad drie pantserwagens me tegemoet reden, dacht ik aan hun verhalen. Ik kon me nauwelijks een ironischer wending van de geschiedenis voorstellen