Najib was in een bespiegelende bui. “Het leven is een gok. Soms gok je goed, soms gok je fout,” zei hij. Misschien kwam zijn stemming door mijn verhaal over de stervende Afghaanse militairen die ik zojuist in het ziekenhuis had gezien. Een vader die in het hospitaal werkte had min of meer bij toeval in het levenloze lichaam dat alleen nog dankzij een beademingsapparaat op deze wereld werd gehouden, zijn zoon ontdekt. Misschien kwam het door de passagier die met ruzie uit een taxi naast ons stapte. Terwijl hij aan zijn mouwloze vest rukte schreeuwde hij : “Meer geld heb ik niet. Moet ik je soms mijn kleren geven?” Het schokte Najib dat de taxichauffeur na die woorden geen mededogen toonde. Misschien kwam het ook door het naderende afscheid en ons gesprek over wat 4,5 maand in zijn land mij aan impressies opgeleverd had. De meesten waren grimmig. Heel grimmig zelfs.
Ondertussen bloeiden de zonnebloemen bij mijn tijdelijke thuis alsof Afghanistan niets dan goeds te wachten stond.