“Er zit een grote pijn in mijn geweten,” laat Alaa me via facebook weten terwijl bommen op Aleppo vallen. Het niets doen kwelt als hij in zijn nieuwe thuis in Nieuw-Vennep hoort hoe zijn moeder die achterbleef in de belaagde stad, aan de telefoon niets anders doet dan huilen. Of als hij op facebook in de foto van een lijk op straat een jongetje herkent. Hassan van 14 jaar.
Hij wil iets doen. Zo reist hij met emmers vol rode tulpen naar het Centraal Station in Amsterdam. Hij hoopt dat elke reiziger die van hem en zijn vrienden een van de 1000 bloemen aangeboden krijgt, zal stilstaan bij het lot van de burgers in Aleppo. In lijn 24 waar het uitdelen al begon, werd hij omhelsd door een onbekende vrouw. Een man trok tien euro uit zijn zak. Alaa weigerde beleefd. “Ik wil geen geld. Ik wil dat mensen weten wat er in Syrië gebeurt.”
In Genève vinden opnieuw onderhandelingen plaats, maar de luchtaanvallen op Aleppo verhevigen. De bommen op een ziekenhuis in het deel van de stad dat onder controle van rebellen staat, maakten tientallen slachtoffers. Het schokte de wereld hoe oostelijk Aleppo zo haar enige kinderarts verloor. “Het is nu in het nieuws dat er een ziekenhuis getroffen wordt, maar die worden zo vaak geraakt. Er komen al zo lang burgers om,” zegt Alaa. In de wijken die onder controle van het regime van Assad staan vallen doden door beschietingen van rebellen. Maar de aanvallen op het oostelijke deel van de stad waar burgers in de val zitten, zijn vanwege de inzet van bommenwerpers en helikopters aanzienlijk intensiever.
In Aleppo was de 30 jarige Alaa de succesvolle eigenaar van een jeansbriek. Maar vanwege de oorlog belandde hij in de hulpverlening. Met vrienden bemande hij een gaarkeuken die voor ontheemde burgers 15000 maaltijden per dag bereidde. Ruim anderhalf jaar geleden vluchtte hij zelf. Weg uit de wreedheid van een oorlog die ook hem dreigde te veranderen in een persoon die hij niet wilde zijn.
In zijn kleine appartement ruikt het soms naar koffie met cardamom. De geur van Aleppo. Op de muur hangen zwart wit foto's van vrienden met wie hij door de straten liep toen in 2011 de protesten tegen het regime begonnen. Sommigen zijn dood, anderen vermist. Op zijn facebookpagina drukt hij een pijnlijk verlangen naar rust en vrede uit. Hij postte een liedje van Toon Hermans: “Er moeten mensen zijn die zonnen aansteken voordat de wereld verregent.” Bij zulke mensen wil ik horen.”
Terwijl Alaa op zijn rode gympen door de stationshal rent om de ene na de andere reiziger een tulp aan te bieden denk ik aan de vele uren die hij al op het station doorbracht sinds hij in Nederland arriveerde. Bij de zwarte vleugel in de aankomsthal vloog hij zijn net gevluchte vriend in de armen en riep: “Kamikaze.” Die bijnaam kreeg hun kleine vriendenteam vanwege hun levensgevaarlijke werk als hulpverleners in Aleppo. In een hoek van het station ving hij maandenlang met Nederlandse en Syrische vrienden nieuw aangekomen vluchtelingen op. Hij zong er een zelfverzonnen liedje voor de baby van enkele maanden in zijn armen: “Rustig maar, je bent hier veilig.”
Een half uur later zijn de 1000 bloemen op. Voor de ingang van het Centraal Station kijkt Alaa omringd door vrienden toe hoe een tros rode ballonnen met “Aleppo in my heart” de winderige voorjaarslucht in zweeft.