De moderne Amerikaanse ambassade aan het Inya meer in Rangoon oogt symbolisch. Het complex is ambitieus van opzet, maar het zit zonder ambassadeur. Uit protest tegen het militaire regime nam sinds 1990 een zaakgelastigde de diplomatieke honneurs waar. Maar de verhuizing naar een opvallend groot nieuw onderkomen een paar jaar geleden, gaf al aan dat de Amerikanen ondanks de bekoelde betrekkingen het land wel degelijk in het vizier hielden.
Vandaag is het zo ver: in haar lichtblauwe broekpak poseert Hillary Clinton handenschuddend met de Birmese president Thein Sein voor de camera's. Voor het eerst in ruim vijftig jaar zet een Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken voet op Birmese bodem. Het bezoek vormt een vervolg op de ‘flickers of progress’ die Obama onlangs constateerde. De nieuwe Birmese regering van voornamelijk militairen in burgerkleding die eind maart aantrad, voerde sneller dan verwacht een aantal politieke en economische hervormingen door, overlegde rechtstreeks met oppositieleidster Aung San Suu Kyi en liet ongeveer tweehonderd politieke gevangenen vrij. Met haar bezoek moedigt Clinton deze ontwikkelingen aan, maar ze zal tegelijkertijd ook duidelijk maken dat verdere stappen nodig zijn, zoals vrije en eerlijke tussentijdse verkiezingen, vrijlating van alle naar schatting 1700 politieke gevangenen en een oplossing voor de conflicten met de etnische minderheden.
Er gaat uiteraard ook een minder altruistische agenda schuil achter Clintons historische ontmoetingen met president Thein Sein en Aung San Suu Kyi. Onder de regering van president Bush gingen de Amerikaanse aandacht, geld en middelen vooral naar Afghanistan en het Midden-Oosten. Het is duidelijk dat Obama de Amerikaanse invloed in het enigszins verwaarloosde Zuidoost-Azie wil uitbreiden. Op de recente top op Bali kondigde de Amerikaanse president de aanleg van een nieuwe marinebasis in Australie aan, en besprak nauwere militaire samenwerking met de Filippijnen en het plan voor het opzetten van een regionale vrije handelszone. Daarmee hopen de Verenigde Staten de flink toegenomen dominantie van China in de regio te dammen. Bij dit buitenlandbeleid neemt Birma een belangrijke positie in. De Westerse aanpak van politieke en economische sancties gaf China de afgelopen twintig jaar vrij spel in het zuidelijke buurland. Zo verschafte China zich niet alleen toegang tot de Birmese afzetmarkt en de talloze natuurlijke hulpbronnen, maar ook tot de zuidelijke wateren die een belangrijke strategische doorgangsroute zijn.
De nieuwe regering van Birma is uit op internationale erkenning en economische steun. In ruil voor de prille hervormingen achtte ASEAN, de Associatie van Zuidoostaziatische Naties, de tijd rijp om het zwarte schaap in hun midden al te belonen met het voorzitterschap van de associatie voor 2014. Van de Verenigde Staten hoopt de regering op opheffing van de economische sancties en het groene licht voor het hervatten van steun uit internationale instituten zoals het IMF en de Wereldbank. Maar er speelt meer. Het is een publiek geheim dat ook een aantal van Birma’s nationalistische leiders al jarenlang in hun maag zitten met de Chinese dominantie. Het recente stopzetten van een megadam voor elektriciteit voor China vormde daarvan een duidelijk bewijs. Zo vallen ironisch genoeg de belangen van de Birmese ex-militairen en die van hun Amerikaanse criticasters samen. Clinton moet tijdens haar bezoek de Amerikaanse geopolitieke agenda voortzetten en tegelijkertijd voorkomen dat ze de Burmese ex-generaals te vroeg een stempel van volledige goedkeuring geeft. Niet alleen China maar ook China’s regiorivalen Japan en India slaan de ontwikkelingen met argusogen gaande. Zo is pariastaat Birma veel sneller dan verwacht het speelterrein van een geopolitieke machtsstrijd geworden.