We schrijven anno 2007 en het wilde maar niet lukken met de opbouw van een professionele politiemacht. Een Afghaanse kennis zuchtte over die kwestie: "De ziekte van een vis begint in zijn kop."
Aangezien het met die genezing in de kop nogal ingewikkeld lag, moesten er met spoed andere behandelmethoden worden toegepast. Zo ontstond de ANAP, de hulppolitie. In een vanillekleurige barak in Kandahar wachtten veertig ANAP-recruten op hun diploma. Ze hadden een training van twaalf dagen achter de rug onder de supervisie van het Amerikaanse bedrijf DynCorp en de Canadese militaire politie. De bijna ex-studenten moesten zingen. Het was een deuntje waarvan de tekst uit ‘Na Na Na’ bestond en dat eindigde met ‘Goodbye’. Meer Engels kenden de mannen toch niet, zei de Canadese trainer tegen me. Hij wilde dat zijn leerlingen er de maat bij stampten, dus dat deden ze. De prefab barak begon zo te trillen dat het keukenpersoneel verschrikt kwam kijken.
Een voor een namen de recruten hun diploma in ontvangst. “Mijn hele leven zal ik mijn land dienen,” riepen ze terwijl ze het document omhoog staken.
Bij het huis van een politiecommandant in Kandahar trof ik een paar dagen later een nieuwbakken ANAP in zijn wachthokje. Het werd een gezellige boel toen enkele van zijn collega’s langs kwamen voor een kopje chai saps, groene thee. Ze bewaakten de broer van de voormalige gouverneur, een berucht zakenman in Kandahar, en nog een paar andere niet bijster geliefde vips. Ze wisten ook te vertellen dat hun cursusgenoten elders hun oude functie als milities voor de gouverneur weer hadden opgepakt.
Kort daarna werd het ANAP programma wegens gebrek aan succes niet geprolongeerd.
Trainingen, ze kwamen en ze gingen op lokaal niveau de afgelopen jaren. Het treurigst werd ik van een groepje agenten dat na een semi militaire cursus op het platteland van Kandahar in frontgebied was gestationeerd. Naast een zwaarbewaakte ISAF post zaten ze met een minimum aan materieel in een gebouwtje dat op een ziekenboeg leek omdat er voor de zoveelste keer die week gewonde agenten arriveerden. Inmiddels is bijna geen van die mannen meer in functie. Ze kwamen om of deserteerden uit hun functie van kanonnenvlees.
Mijn oude huisgenoten in Kabul die Kunduz kennen als hun broekzak, schreven dat het tekort aan trainers niet de oorzaak is van de problemen met de opbouw van een politiemacht. Integendeel, vergeleken met andere gebieden is het best druk in de noordelijke stad. Ze dachten eerder dat het gebrek aan goede leerlingen een van de vele moeilijkheden is.