Munjid
stuurt twee lijfwachten om me naar zijn mortuarium te brengen. Ik
sputter tegen. Vergeleken bij mijn bezoeken tussen 2003 en 2010 oogt
de stad aanmerkelijk meer ontspannen. Veel van de explosiewerende
muren die van talloze wijken een betonnen doolhof maakten, zijn
verdwenen. Het centrum is zelfs druk en de etalages glitteren. Ook
vrouwen gaan weer over straat, sommigen ongesluierd en in modieuze
kleding. Maar Munjid snijdt me de pas af: “Vergis je niet. Het
lijkt veilig, maar dat is het niet.” De volgende dagen zullen ook
andere oude bekenden blijk geven van hun stilte voor de storm gevoel
nu de extremistische beweging IS en Iraakse soennitische groepen de
omgeving van Bagdad hebben ingenomen en sjiitische milities weer tot
leven zijn gekomen.
De
auto met twee potige beveiligers scheurt door de stad alsof we op
boevenjacht zijn. Ik heb nauwelijks de kans om de vertrouwde aanblik
van de leemkleurige daken met daartussen de kruinen van palmbomen en
de koepels met azuurblauw mozaïek en ranke minaretten in me op te
nemen.