vrijdag 29 april 2011

De Birmese crisiskaravaan

Op de terugtocht over de Salween rivier ontdekte ik dat mijn reisgezel die ik aldoor braaf met ‘father’ aangesproken had, helemaal geen priester was. Boven het geronk van de motor uit toeterde hij in mijn oor dat hij tijdens zijn tweede jaar op het seminarie ontdekt had dat het celibaat niets voor hem was. Ik had het kunnen weten. Met zijn ondeugende gezicht en verschoten blauwe bermuda had hij nog steeds meer van een kwajongen dan van een geestelijke in de maak. Het bleek dat hij net zo’n hekel aan missionarissen had als ik en ook verder hield hij er onomwonden meningen op na. Anders dan veel andere Karen was hij verfrissend eerlijk over de situatie in de vluchtelingenkampen. De corruptie vierde er hoogtij en lang niet alle vluchtverhalen berustten op waarheid. Ook wist hij haarfijn uit te leggen dat sommige kampen die door hulporganisaties bevoorrraad worden een uitvalsbasis vormen voor guerrillastrijders en dat de halsstarrige incompetentie van een aantal Karen-leiders mede oorzaak was van een oorlog zonder uitzicht. Zijn relaas leek zo uit Linda Polmans boek De Crisiskaravaan te komen.