dinsdag 9 februari 2021

De Tatmadaw is een vader en een moeder

Dit artikel dateert van 2017. Na de coup van 1 februari zijn de troepen net als tijdens de crackdowns van 1962, 1974, 1988 en 2007 ook in de steden van Centraal-Myanmar weer verschenen. Hier is een inkijkje in de aard van een leger dat al decennia de macht heeft. 

Wie door Centraal Birma/Myanmar reist zal niet veel van de Tatmadaw, het leger, merken. De militairen verblijven achter de muren van hun bases. De oorlog met de minderheden wordt in afgelegen gebieden uitgevochten waar weinig buitenlandse pottenkijkers zijn. De eindeloze sessies van mannen in uniform die decennialang de staatstelevisie domineerden, zijn grotendeels verdwenen, net als de meeste rode billboards die overal boodschappen verspreidden als “Alleen de Tatmadaw is een vader, alleen de Tatmadaw is een moeder”,  “De Tatmadaw en het volk zijn éen” en “De Tatmadaw zal de Unie nooit verraden.”

Die indruk van afwezigheid is bedrieglijk. Dankzij een lange geschiedenis van overheersing zit het militaire instituut nog altijd diep verankerd in alle aspecten van de samenleving.

Het was 1940 toen Aung San, de vader van Aung San Suu Kyi in het geheim de boot naar China nam om voor zijn onafhankelijkheidsstrijd tegen de Britse overheersers steun te zoeken bij de communistische partij. Maar hij belandde in Amoy, dat al bezet was door de Japanners. Zij zagen onmiddellijk de bruikbaarheid van de charismatische  25-jarige Aung San en zijn 29 kompanen. Na een periode van training door Japanse commandanten werd in 1941 in Bangkok The Burma Independence Army opgericht. De jonge leiders dronken water met druppels van eenieders bloed en zwoeren eeuwige trouw aan elkaar en aan de bevrijding van hun vaderland.  Duizenden jonge Birmese nationalisten sloten zich aan. Toen bleek dat het land van de Rijzende Zon de onafhankelijkheid niet dichter bij bracht, koos de BIA tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog de zijde van de Geallieerden. Dat werd de route naar een zelfstandige staat waarvan de vlag op 4 januari 1948 omhoog ging. Nog altijd hebben de Dertig Kameraden in Centraal-Birma een legendarische status. Vooral Bogyoke (Grote Generaal) Aung San die aan de vooravond van de onafhankelijkheid door een politieke rivaal werd vermoord, staat als martelaar bij de Birmanen (de grootste etnische groep waaruit hij afkomstig was) op een onwankelbaar voetstuk. Maar het leger dat hij oprichtte ging al snel een omstreden reputatie tegemoet.

De kwestie van de status van de etnische minderheden was in de onderhandelingen met de Britten onopgelost gebleven, en dat wreekte zich onmiddellijk. De Karen in Oost-Birma namen als eerste al net voor de onafhankelijkheid de wapens op, veel andere groepen volgden. Na turbulente jaren waarbij grote delen van het land in handen van opstandelingen waren, zegde de regering toe dat over meer autonomie te praten viel. Bij de militairen ging het alarm af. Zij waren er van overtuigd dat het land door die belofte uiteen zou vallen. In 1962 greep het leger definitief in. Het begon aan een opmars als hoeder van de natie.

Studenten in Rangoon (Yangon) ondervonden aan den lijve wat het betekende daartegen in verzet te komen. Vermoedelijk werden enkele honderden jongeren tijdens protesten tegen de coup doodgeschoten en een dag later blies het leger het historische gebouw van de studentenbond op.

Maar het was vooral in de gebieden van de minderheden dat het leger zich decennialang van zijn wreedste kant zou laten zien. Pya Lei Pya, The Four Cuts, heette de counterinsurgency die de rebellen moest afsnijden van bevolking, voedsel, middelen en informatie.

Wat dat in de praktijk betekende maakte ik van dichtbij mee sinds ik in het begin van de jaren negentig regelmatig bij rebellengroepen in de jungle begon te verblijven. Door de talloze interviews met vervolgde burgers leken mijn notitieboekjes op verslagen van Amnesty. Velen waren zo vaak gevlucht dat ze de tel kwijt raakten. Vrouwen vertelden schichtig en met veel schaamte over verkrachtingen. Anderen kwamen met verhalen over  dwangarbeid, martelingen, en gedwongen verhuizingen naar door het regime gecontroleerd gebied. Dagelijks dreven er lijken in de rivier. Het waren menselijke dragers die het leger als lastdieren gebruikte om wapens en voedsel de bergen in te dragen. Ook de gewapende minderheden hadden mensenrechtenschendingen op hun geweten, maar die stonden in geen verhouding tot wat de Tatmadaw aanrichtte.

Het bewind voerde een beleid van verdeel en heers. Er ontstond een besmettelijk klimaat van onderling wantrouwen en paranoia die  voortdurend aangewakkerd werden. In de zwaar gecontroleerde staat bestond bijna geen uitwisseling tussen de oorlogszones en de rest van het land. De meeste burgers die in Centraal-Birma in het door het militaire regime gecontroleerde gebied woonden, waren slecht op de hoogte van wat zich in de gebieden van de minderheden afspeelde. Tot de dag van vandaag is het voor de Birmaanse meerderheid moeilijk te begrijpen hoe diep de grieven van deze bevolkingsgroepen gaan. En al was het geen oorlog in Centraal-Birma, ook daar kreeg men te maken met zware onderdrukking. Dat het leger evengoed bereid was het vuur op eigen ongewapende burgers te openen, werd vooral duidelijk tijdens de massale opstand in 1988. Het protest dat miljoenen de straat op deed gaan vanwege de armoede, onderdrukking en het wanbeleid, kostte duizenden levens. De gevangenissen zaten overvol. Het leger verkondigde dat het chaos en een door communisten aangestuurde opstand had voorkomen.

De hoeder van de natie verstevigde zijn rol in de samenleving met nog meer fanatisme. Veel Westerse landen bevroren na het bloedbad de betrekkingen, maar met inkomsten uit de verkoop van natuurlijke hulpbronnen en belastingen over witgewassen drugsgelden werd flink geïnvesteerd. Er kwamen de modernere wapens uit China en Rusland en het troepenaantal werd uitgebreid van 250.000 naar ongeveer 400.000. Officieren en andere hogere militairen kregen speciale opleidingen en aparte ziekenhuizen. Op de legeracademies werden niet alleen officieren opgeleid, maar ook ambtenaren voor het civiele bestuur. Via enorme conglomeraten strekte de Tatmadaw ook zijn tentakels uit in de economie.

Het land werd neergezet als een lappendeken van maar liefst 135 nationale rassen. Dat klonk antropologisch gezien interessant, maar in werkelijkheid was het de zoveelste variant van verdeel en heers door een Birmaans gezag. In het leger maakten minderheden en niet-boeddhisten steeds minder kans op promotie. De boodschap over de identiteit van het land was steeds dezelfde: die lag verankerd in een boeddhistische Birmaanse staat waarbij andere groepen tweederangs burgers waren. Het militaire regime creëerde een vruchtbare voedingsbodem voor angst en vijandigheid jegens andere groepen in de samenleving. Vooral moslims moesten het ontgelden. Konsekwent luidde ook de boodschap dat de Rohingya's die voor het merendeel stateloos zijn, indringers uit Bangladesh zijn. Als politieke spanningen of protesten tegen het regime opspeelden, werd er door de autoriteiten vaak geweld tegen moslims geënsceneerd om de aandacht af te leiden van de werkelijke problemen.

Het bloedbad van 1988 was ook voor burgers die het leger totnogtoe het voordeel van de twijfel hadden gegund een keerpunt. The People's Army van Bogyoke Aung San bleek een instituut geworden dat niet alleen opstandige rebellen, maar ook zijn eigen inwoners als vijanden beschouwde.

Mede daarom raakte Aung San Suu Kyi een enorme snaar toen ze in 1988 tijdens haar eerste grote toespraak aan de voet van de Shwedagon pagoda verkondigde dat het leger weer een leger moest worden zoals haar vader zich dat had voorgesteld en dat zich buiten de politiek hield al sprak ze ook over haar affectie voor het instituut dat haar vader had opgericht. Maar toen ze de legertop verantwoordelijk stelde voor de deplorabele staat waarin het land verkeerde werd dat de reden van haar huisarrest dat af en aan ruim 15 jaar zou duren. 

Mensen slikten hun afkeer van de Tatmadaw in. Maar binnenskamers broeide het en in de theehuizen gonsde het met regelmaat van de spottende grappen en besmuikt commentaar.

Een stille daad van volksverzet maakte ik mee toen ik in het midden van de jaren negentig op 27 maart, Armed Forces Day, oog in oog met het leger stond. Onder het dreunen van marsmuziek marcheerden de militairen in lange colonnes door de straten. Hun gezichten versteend onder hun helmen, hun benen in een stramme paradepas. Op  hun geweren staken glanzende bajonetten. Het was de enige dag in het jaar dat de Tatmadaw zich in de stad vol ornaat liet zien. Maar de trottoirs bleven op wat families van militairen na veelzeggend leeg. Sinds de verhuizing naar de nieuwe hoofdstad Naypyitaw in 2005 is Armed Forces Day een ceremonie in het militaire hoofdkwartier waar slechts vips toegang hebben.

Interviews gaf het gesloten militaire bolwerk niet. In een poging meer van het leger te begrijpen bezocht ik regelmatig het Tatmadaw museum in Rangoon. Het had veertig jaar geduurd voor het departement van psychologische oorlogsvoering de expositie compleet genoeg vond om het museum te openen. Ik dwaalde er langs vele meters materieel. Tanks, vliegtuigen, jeeps, kanonnen, geweren – de uitstalling leek op een uitvergrote jongensdroom. Our motto: To keep wheels moving and guns ring, zei een bordje naast het wapentuig. Er kwam ook geen einde aan de foto's die een nobele versie van de rol van het leger in de geschiedenis toonden. De veldslagen in de jungle dienden om het uiteenvallen van de staat te voorkomen en de etnische minderheden die de wapens neerleggen werden aangeduid als “returned to the legal fold”. Op enorme afbeeldingen overzagen de generaals de aanleg van wegen, bruggen, dammen en nieuwe schoolgebouwen. Er stonden maquettes van rijstmolens, elektriciteitscentrales, luchthavens, golfterreinen en honderden andere moderne verworvenheden die door het leger waren aangelegd. Qua omvang valt dit oude museum inmiddels in het niet bij de nieuwe versie, dat zich buiten de nieuwe hoofdstad Naypyitaw bevindt. Maar de boodschap aan bezoekers is nog altijd dezelfde:  de Tatmadaw is niet alleen een professionele gevechtsmachine, maar ook het middelpunt van elke belangrijke gebeurtenis in de recente geschiedenis en de stichter

van een moderne natie.

De civiele instituten raakten ernstig ondermijnd. Thant Myint U, een Birmese academicus die opgroeide in de Verenigde Staten, constateert in zijn boek River of Lost Footsteps (2006): De afgelopen veertig jaar is het leger niet meer het belangrijkste staatsinstituut, maar praktisch het enige staatsinstituut, zelfs op lokaal niveau.

Ergens bleef de Tatmadaw ook een reus op lemen voeten. De deserteurs en krijgsgevangenen die ik in de jungle te spreken kreeg, maakten geen deel uit van die elite. Ze durfden in handen van de vijand evenmin openlijk hun zegje te doen, maar hun verschijning vertelde ook al een verhaal. De meesten waren maar twee koppen groter dan de geweren die ze droegen en ze zagen er zwakjes uit. Ze vertelden dat ze uit arme families kwamen en weinig kans hadden op ander werk. Sommigen waren gedwongen gerekruteerd. Het leger gebruikte de nieuwelingen vooral als kanonnenvlees wanneer er heuvels ingenomen moesten worden. De militaire top die ondanks onderlinge rivaliteit uit eigenbelang bijeen bleef, vertrouwde zijn lagere regionen niet. Rotaties van commandanten moesten voorkomen dat er andere machtsbases ontstonden.

In 2011  kwamen er na de installatie van een regering die vooral uit ex militairen bestond, prille hervormingen. Het was een traject dat de militaire machthebbers jarenlang hadden voorbereid als “Een routekaart naar een bloeiende gedisciplineerde democratie in zeven stappen”.

Volgens ingewijden was het flink gaan steken dat Birma als verpauperde sloof door het leven ging terwijl andere landen in de regio aanzienlijke groeicijfers boekten. De Westerse steun die in ruil voor politieke hervormingen werd toegezegd, was bovendien hard nodig als tegenwicht voor de uit hand gelopen economische en culturele overheersing door China. Met dit geregisseerde proces werd voor de aftredende militairen ook een veilig en lucratief pensioen geregeld.

Het was van meet af aan de vraag hoe ver de fragiele hervormingen zouden gaan. Een ondemocratische grondwet die in 2008 door een referendum onder dwang aangenomen werd, garandeert het leger vijfentwintig procent van de zetels in het parlement en de totale controle over de belangrijkste ministeries Defensie, Binnenlandse Zaken Grensbewaking. Onder Binnenlandse Zaken valt ook het vrij onbekende maar invloedrijke General Administration Department, een instituut dat zeggenschap over het ambtenarenapparaat heeft.

Met de nieuwe semi-civiele regering trad ook senior general Min Aung Hlaing aan. Een ambitieuze, met zijn 61 jaar relatief jonge militair, die aan de prestigieuze Defence Services Academy was opgeleid. Hij leidde nietsontziende operaties tegen etnische minderheden, en toonde zich ook een havik bij protesten van burgers in de steden.

Hij liet meteen weten dat hij een professioneel modern leger op wilde bouwen. Het is evenmin een staatsgeheim dat hij voor de verkiezingen van 2020 politieke ambities heeft. Terwijl veel van de de vorige militaire machthebbers zich omringden met vage adviseurs en astrologen, laat hij op facebook zien een man van de wereld te zijn. Het is een publiek geheim dat hij zijn blik gericht heeft op het presidentschap.

In een interview met de BBC in 2015 gaf hij geen teken dat hij het nodig vond de macht van het leger in de politiek in te dammen. Dat zou pas kunnen als er vrede in het land is. Heel wat Birmezen menen dat de opnieuw opgelaaide conflicten de Tatmadaw in die zin best goed uitkomen.

Maar wie goed luistert hoort wel vaker omineuze boodschappen in zijn optredens. In het 'standaard leger' dat hij propageert zouden gewapende etnische groepen welkom zijn. Maar het betekent het dat de minderheden zich onder het commando van Birmanen moeten stellen en dat is juist een van de grote twistpunten in het vredesproces. De gedachte van een federale staat zoals de minderheden die eisen staat voor de Tatmadaw van oudsher gelijk aan het uiteenvallen van de staat. Min Aung Hlaing vermijdt het zich duidelijk uit te spreken over die heikele kwestie. Ondertussen ventileert hij wel ideeën die doen vermoeden dat hij net als zijn voorgangers een boeddhistische Birmaanse staat prefereert. Zo belooft hij regelmatig om het boeddhisme voor de toekomstige generaties tegen kwade invloeden van te beschermen. Daarmee doelt hij vooral op moslims die volgens hem het land willen domineren. De senior general staat aan het hoofd van een gruwelijke geweldsoperatie waarbij de militairen en milities honderdduizenden van de overwegend statenloze Rohingya's verdreef naar Bangladesh en op grote schaal moordde, martelde en verkrachtte.

 


maandag 11 mei 2020

Vanwaar dit boek?

Vandaar dit boek.
Over Gekkenwerk. Trouw, 9 mei 2020



zondag 26 april 2020

Geen frontlinie maar een klapstoel

Parool, 25 april 2020





maandag 23 maart 2020

woensdag 15 januari 2020

Hoe IS een verdienmodel werd in de journalistiek


Hoe IS een verdienmodel werd in de journalistiek. Als het aankomt op oorlogsverslaggeving heeft het marktdenken de journalistiek steviger in zijn greep dan goed is voor een vak met een maatschappelijke taak. Het zijn vooral Syrische collega’s die ons herinneren aan het lot van burgers in de oorlog.
Lees verder:

dinsdag 3 september 2019

Oost-Timor en de pers


Terwijl de term fake news opgang maakt en ook andere verdachtmakingen van media maar al te gebruikelijk zijn, bedanken Timorezen deze dagen journalisten juist voor hun werk. Ze weten maar al te goed wat het betekent in de vergetelheid te geraken.
Toen het Indonesische leger in december 1975 met veel geweld Oost-Timor binnenviel, waren er geen onafhankelijke getuigen meer om daarover te berichten. De militairen hadden de zes laatste buitenlandse verslaggevers al het zwijgen opgelegd. Ook in de 24 jaar daarna haalde de gruwelijke bezetting die naar schatting tussen de 100.000 en 200.000 Oost Timorezen het leven kostte, maar zelden het nieuws.
Dat veranderde in 1999. Honderden journalisten kwamen verslag doen van het referendum over aansluiting bij Indonesië dat onder supervisie van de Verenigde Naties plaatsvond. Het was een missie zonder wapens. Indonesië stond geen VN troepen toe en de Indonesische politie droeg de verantwoordelijkheid voor de veiligheid. Die wankele constructie wreekte zich meteen. Lokale milities die door het Indonesische leger waren opgezet en bewapend, konden in de aanloop naar het referendum vrijelijk hun gang gaan om de bevolking met geweld tot de keuze van autonomie te dwingen. Voor de wereld moest het lijken alsof de voor-en tegenstanders van onafhankelijkheid elkaar te lijf gingen en een burgeroorlog in de lucht hing. Het plan mislukte. Ondanks alle intimidatie stemde ruim 78 procent van de Timorezen voor een eigen land.
Ook de geregisseerde geweldsorgie die als wraak op de uitslag volgde, probeerden de Indonesische militairen te verkopen als een reactie van Timorese tegenstanders van de onafhankelijkheid waarmee zij niets van doen hadden.
Niet alleen het Indonesische leger wilde van getuigen af. Ook leiders van de VN beschouwden journalisten als pottenkijkers toen hun missie na het referendum in chaos ontaardde en ze de compound waar zo’n 1500 doodsbange Oost-Timorezen onder de blauwe vlag bescherming hadden gezocht, dreigden te verlaten. De aankondiging dat er na een definitieve evacuatie geen kans meer op vertrek zou zijn en dat wie achter bleef niet langer welkom was op het VN terrein, zette de meeste journalisten die het maanden hadden volgehouden, onder druk om alsnog te vertrekken.
Maar het verjagen van de allerlaatste pers mislukte. Vanuit de compound die door militairen en milities werd belaagd, bleven verslaggevers hun berichten sturen.
Zonder live tv beelden, zonder sociale media maar met teamwork rond een satelliettelefoon slaagde de journalistiek er in de omsingelde VN missie en Oost-Timor in de schijnwerpers te houden.
Het was een scala aan factoren dat Indonesië uiteindelijk dwong om het geweld te stoppen en een internationale troepenmacht onder leiding van Australië te accepteren. Ook tientallen medewerkers van de VN bleven uiteindelijk op hun post in Dili en redden op eigen initiatief mensenlevens. Maar onafhankelijke getuigen speelden een cruciale rol, zowel voor als na het referendum. Journalisten ontmaskerden keer op keer de propaganda vanuit Jakarta dat het Indonesische leger bezig was de orde op Oost-Timor te herstellen. Ze toonden ook het ongelijk aan van regeringen die Indonesië veel te lang het voordeel van de twijfel gaven omdat ze voor de zoveelste keer in de geschiedenis de relatie met de uitgestrekte archipel belangrijker vonden dan het lot van een klein eiland.
Die laatste dagen van de bezetting nam het Indonesische leger afscheid met een orgie van geweld, precies zoals het al die maanden in de aanloop naar het referendum had gedreigd en zoals in diverse documenten gepland stond. Het is in de eerste plaats aan de moed van de Timorese bevolking zelf te danken dat er twintig jaar na dato een herdenking én een viering van een vrij en onafhankelijk Oost-Timor plaatsvond. Maar diverse oorlogen plus heel wat ontwikkelingen in de mediawereld later staan die laatste intense dagen in de VN compound ook op mijn netvlies als een ijkpunt voor wat journalistiek vermag, al is dat zeldzamer dan je zou wensen.

dinsdag 2 juli 2019

Waarom onderbetalen van freelance journalisten de hele samenleving treft


Freelance journalisten onderbetalen treft de hele
samenleving

De Nederlandse Vereniging van Journalisten heeft de noodklok geluid over de tarieven voor freelancers in de media-industrie. Het alarm heeft een ironische bijklank. Wanneer andere bedrijven honoraria hanteren die geen enkel recht doen aan de geleverde prestaties, zijn mediaorganisaties er als eerste bij om dat aan de kaak te stellen, maar over de misstand in eigen gelederen zwijgen de meeste organisaties liever. Een publiek dat zich graag hard maakt voor een eerlijke productie van voedsel en kleding moet beseffen dat ook heel wat af te dingen valt op de manier waarop de informatie die ze consumeren tot stand komt.
Maar het betreft veel meer dan een financiële misstand. Talloze freelance journalisten hebben jaren in hun specialistische onderwerpen geïnvesteerd en zijn qua inhoud zwaargewichten. Als zij het vak noodgedwongen verlaten, onderbetaalde opdrachten afwijzen of met veel te weinig middelen aan de slag gaan, verdwijnt cruciale dossierkennis. Het maakt de waakhond van de democratie vatbaarder voor misinformatie, propaganda, spins, frames en valse narratieven. Dat heeft gevolgen voor de hele samenleving. Een slechter geïnformeerde samenleving is immers per definitie een minder democratische samenleving.
Ook de berichtgeving vanuit oorlogszones en crisisgebieden draait voor een belangrijk deel op freelancers. Het is een relatief dure tak van sport en het onderwerp ‘Buitenland’ ligt moeilijk in de markt. De druk op deze journalisten om zich te profileren is groter dan ooit. De verslaggever moet geen bescheiden getuige zijn die zich in dienst van het verhaal stelt, maar een verteller die prominent optreedt. Foto’s van een helm, scherfvest, of boerka zijn selling points geworden om dit prominent optreden te bewijzen. ‘Met gevaar voor eigen leven’ wordt te pas en te onpas als reclame toegevoegd aan de verslaggeving. Wie gewond raakt, mag bij talkshows aanschuiven om van dat wapenfeit kond te doen. Roem & Reuring, in plaats van kennis, als journalistiek criterium.
Het is extra schrijnend tegen de achtergrond van de tragedies die oorlogen en crises zijn. Treurig genoeg is het voor freelancers een heel wat beter verdienmodel om ‘sexy’ onderwerpen te produceren waarmee te scoren valt, dan complexe items te maken die inzicht bieden.
Natuurlijk is het belangrijk dat freelancers leren om hun verhalen aan de man te brengen en dat mediabedrijven zich beraden hoe het publiek te bereiken. Maar de marketinggedachte en het mantra dat de freelancer van zichzelf een merk moet maken zijn doorgeslagen. In alle pogingen om de verkoopcijfers zo veel mogelijk op te krikken, raakt een essentieel principe in de knel: dat journalistiek een maatschappelijke taak heeft en dat die niet luidt: u vraagt en wij draaien.
Het leidt veel te vaak tot een gehypte, ondoordachte berichtgeving, die vooroordelen en clichés over verre oorden eerder bevestigt dan onderzoekt, en het creëert een pseudowerkelijkheid. Het is een journalistiek die te weinig tegengas biedt aan spins, frames en vijandbeelden die door de spelers in conflicten en crises steeds professioneler en met veel mankracht worden aangereikt. Een journalistiek die pas in actie komt als de vlammen uit het dak slaan en die de lange aanloop naar conflicten en crises negeert.
Voorbeelden te over. De meeste media vertrokken rond 2010 uit Irak. „The story was dead”, zo luidde het. De lange aanloop naar de inname van Mosul door IS in 2014 bleef daardoor grotendeels buiten beeld. De berichtgeving over Afghanistan in het kader van de ‘war on terror’ legde jarenlang het accent op de strijd van westerse troepen tegen de Taliban. De samenwerking van westerse militairen met corrupte warlords die minstens evenveel bloed aan hun handen hadden, de cruciale rol van stammen, en de invloed van Pakistan en andere landen in de regio bleven zwaar onderbelicht. Vandaag de dag wordt het nieuws over Syrië gedomineerd door verhalen over IS. De westerse angst voor terreur zet de toon veel vaker dan het gegeven dat ook een heel scala aan andere factoren speelt.
Met zorgvuldigheid, nuance en duiding een blik geven in een wereld die niet ophoudt bij de eigen grenzen: het is in tijden van populisme, giftig nationalisme en internationale spanningen belangrijker dan ooit.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 1 juli 2019

vrijdag 14 juni 2019

Bericht uit Idlib: Ik kijk de dood in het gezicht met alle kracht die ik in me heb



Het is rond negen uur ’s avonds als Amany al-Ali zich per Messenger meldt. ‘Het is vreselijk. Weer zo veel doden vandaag.’ De 35-jarige al-Ali woont in Idlib in Noord-Syrië waar de oorlog sinds maart weer in alle hevigheid is opgelaaid. ‘Het is wachten op de dood die elk moment kan komen.’ Haar foto op Facebook laat een kamer zien met een houder potloden op een kleine houten tafel, een schildersezel en schetsen aan de muur.

Lees verder op: https://www.groene.nl/artikel/het-is-mijn-droom-dit-te-overleven

dinsdag 11 juni 2019

Een bestsellerauteur en een gevangene




Het is een zomerse dag als op 31 januari in de historische Queen Victoria Gardens van Melbourne de grootste literaire prijs van Australië wordt uitgereikt. De genodigden laten een luid ‘Vrijheid’ horen als blijkt dat Behrouz Boochani met zijn boek No friend but the mountains de winnaar is. Zelf ontbreekt de Koerdisch-Iraanse schrijver in het feestgedruis. Duizenden kilometers verder naar het noorden, op een afgelegen eiland in de Stille Zuidzee, reageert hij met een videoboodschap op de bekroning van zijn werk: ‘Het is een overwinning voor de menselijkheid.’ En: ‘Ik geloof oprecht dat woorden krachtiger zijn dan het hek van deze plek.’

Lees verder op:https://www.amnesty.nl/wordt-vervolgd/behrouz-boochani-ik-ben-auteur-van-een-bestseller-en-een-gevangene

woensdag 20 maart 2019

De kelder van de weduwen. Over Marie Colvin en het vak




‘Dit is het ergste wat we ooit gezien hebben’, zei Marie Colvin per Skype tegen haar vriendin en collega Lindsey Hilsum die in een Londense tv-studio zat. ‘Ik weet het’, antwoordde Hilsum, ‘maar wat is je exitstrategie?’ Er viel een stilte. Toen zei Colvin: ‘Die heb ik niet. Dit is het. Ik werk er nu aan.’ Enkele uren later lag haar lichaam onder het puin in de gebombardeerde wijk Baba Amr in Homs.
Vlak voor Colvin in februari 2012 aan haar ongewisse tocht naar Noord-Syrië begon, hadden de twee elkaar nog getroffen in Beiroet. Verslag doen vanuit de oorlog in Homs overschreed alle grenzen die de doorgewinterde Hilsum zichzelf gesteld had. Colvin was ongewoon gespannen, maar ze deed de waarschuwingen van haar tafelgenoten af met: ‘Anyway, it’s what we do.’Het was een reactie die haar kenmerkte. Verder willen en durven gaan dan collega’s was al 25 jaar de aanpak waarmee ze over vrijwel alle grote conflicten van deze tijd berichtte.
Even onderkoeld als overtuigd had ze het ruim een jaar voor haar dood nog verwoord bij een toespraak in St Bride’s, de kerk voor journalisten in de Londense Fleet Street: ‘Berichten over oorlog betekent naar plekken gaan die verscheurd worden door chaos, destructie en dood, en proberen te getuigen. Het betekent de waarheid vinden in een zandstorm van propaganda wanneer legers, stammen of terroristen slaags raken. En ja, het betekent risico’s nemen, niet alleen voor jezelf maar vaak ook voor de mensen die nauw met je samenwerken.
Op die 22ste februari gebeurde wat Colvin juist altijd wilde vermijden in haar artikelen. Ze werd zelf het verhaal. Het lot van de burgers in Homs, de dood van de populaire Syrische videoblogger Rami al Sayed en de jonge Franse fotograaf Rémi Ochlik sneeuwden onder in het nieuws over de omgekomen journalistieke veteraan. Net als de dood van Syriërs die in de dagen erna hun leven offerden om de vier overgebleven buitenlandse journalisten in veiligheid te brengen.

Lees verder op: https://www.groene.nl/artikel/de-kelder-van-de-weduwen