Dit artikel dateert van 2017. Na de coup van 1 februari zijn de troepen net als tijdens de crackdowns van 1962, 1974, 1988 en 2007 ook in de steden van Centraal-Myanmar weer verschenen. Hier is een inkijkje in de aard van een leger dat al decennia de macht heeft.
Wie door Centraal Birma/Myanmar reist zal niet veel van de Tatmadaw, het
leger, merken. De militairen verblijven achter de muren van hun bases. De
oorlog met de minderheden wordt in afgelegen gebieden uitgevochten waar weinig
buitenlandse pottenkijkers zijn. De eindeloze sessies van mannen in uniform die
decennialang de staatstelevisie domineerden, zijn grotendeels verdwenen, net
als de meeste rode billboards die overal boodschappen verspreidden als “Alleen
de Tatmadaw is een vader, alleen de Tatmadaw is een moeder”, “De
Tatmadaw en het volk zijn éen” en “De Tatmadaw zal de Unie nooit verraden.”
Die indruk van afwezigheid is bedrieglijk. Dankzij een lange geschiedenis van
overheersing zit het militaire instituut nog altijd diep verankerd in alle
aspecten van de samenleving.
Het was 1940 toen Aung San, de vader van Aung San Suu Kyi in het geheim de
boot naar China nam om voor zijn onafhankelijkheidsstrijd tegen de Britse overheersers
steun te zoeken bij de communistische partij. Maar hij belandde in Amoy, dat al
bezet was door de Japanners. Zij zagen onmiddellijk de bruikbaarheid van de
charismatische 25-jarige Aung San en zijn 29 kompanen. Na een
periode van training door Japanse commandanten werd in 1941 in Bangkok The
Burma Independence Army opgericht. De jonge leiders dronken water met druppels
van eenieders bloed en zwoeren eeuwige trouw aan elkaar en aan de bevrijding
van hun vaderland. Duizenden jonge Birmese nationalisten sloten zich
aan. Toen bleek dat het land van de Rijzende Zon de onafhankelijkheid niet
dichter bij bracht, koos de BIA tegen het eind van de Tweede Wereldoorlog de
zijde van de Geallieerden. Dat werd de route naar een zelfstandige staat
waarvan de vlag op 4 januari 1948 omhoog ging. Nog altijd hebben de Dertig
Kameraden in Centraal-Birma een legendarische status. Vooral Bogyoke (Grote
Generaal) Aung San die aan de vooravond van de onafhankelijkheid door een
politieke rivaal werd vermoord, staat als martelaar bij de Birmanen (de
grootste etnische groep waaruit hij afkomstig was) op een onwankelbaar
voetstuk. Maar het leger dat hij oprichtte ging al snel een omstreden reputatie
tegemoet.
De kwestie van de status van de etnische minderheden was in de onderhandelingen
met de Britten onopgelost gebleven, en dat wreekte zich onmiddellijk. De Karen
in Oost-Birma namen als eerste al net voor de onafhankelijkheid de wapens op,
veel andere groepen volgden. Na turbulente jaren waarbij grote delen van het
land in handen van opstandelingen waren, zegde de regering toe dat over meer
autonomie te praten viel. Bij de militairen ging het alarm af. Zij waren er van
overtuigd dat het land door die belofte uiteen zou vallen. In 1962 greep het
leger definitief in. Het begon aan een opmars als hoeder van de natie.
Studenten in Rangoon (Yangon) ondervonden aan den lijve wat het betekende
daartegen in verzet te komen. Vermoedelijk werden enkele honderden jongeren
tijdens protesten tegen de coup doodgeschoten en een dag later blies het leger
het historische gebouw van de studentenbond op.
Maar het was vooral in de gebieden van de minderheden dat het leger zich
decennialang van zijn wreedste kant zou laten zien. Pya Lei Pya, The Four Cuts,
heette de counterinsurgency die de rebellen moest afsnijden van bevolking,
voedsel, middelen en informatie.
Wat dat in de praktijk betekende maakte ik van dichtbij mee sinds ik in het
begin van de jaren negentig regelmatig bij rebellengroepen in de jungle begon
te verblijven. Door de talloze interviews met vervolgde burgers leken mijn
notitieboekjes op verslagen van Amnesty. Velen waren zo vaak gevlucht dat ze de
tel kwijt raakten. Vrouwen vertelden schichtig en met veel schaamte over
verkrachtingen. Anderen kwamen met verhalen over dwangarbeid,
martelingen, en gedwongen verhuizingen naar door het regime gecontroleerd
gebied. Dagelijks dreven er lijken in de rivier. Het waren menselijke dragers
die het leger als lastdieren gebruikte om wapens en voedsel de bergen in te
dragen. Ook de gewapende minderheden hadden mensenrechtenschendingen op hun
geweten, maar die stonden in geen verhouding tot wat de Tatmadaw aanrichtte.
Het bewind voerde een beleid van verdeel en heers. Er ontstond een
besmettelijk klimaat van onderling wantrouwen en paranoia die voortdurend
aangewakkerd werden. In de zwaar gecontroleerde staat bestond bijna geen
uitwisseling tussen de oorlogszones en de rest van het land. De meeste burgers
die in Centraal-Birma in het door het militaire regime gecontroleerde gebied
woonden, waren slecht op de hoogte van wat zich in de gebieden van de
minderheden afspeelde. Tot de dag van vandaag is het voor de Birmaanse
meerderheid moeilijk te begrijpen hoe diep de grieven van deze
bevolkingsgroepen gaan. En al was het geen oorlog in Centraal-Birma, ook daar
kreeg men te maken met zware onderdrukking. Dat het leger evengoed bereid was
het vuur op eigen ongewapende burgers te openen, werd vooral duidelijk tijdens
de massale opstand in 1988. Het protest dat miljoenen de straat op deed gaan
vanwege de armoede, onderdrukking en het wanbeleid, kostte duizenden levens. De
gevangenissen zaten overvol. Het leger verkondigde dat het chaos en een door
communisten aangestuurde opstand had voorkomen.
De hoeder van de natie verstevigde zijn rol in de samenleving met nog meer
fanatisme. Veel Westerse landen bevroren na het bloedbad de betrekkingen, maar
met inkomsten uit de verkoop van natuurlijke hulpbronnen en belastingen over
witgewassen drugsgelden werd flink geïnvesteerd. Er kwamen de modernere wapens
uit China en Rusland en het troepenaantal werd uitgebreid van 250.000 naar
ongeveer 400.000. Officieren en andere hogere militairen kregen speciale
opleidingen en aparte ziekenhuizen. Op de legeracademies werden niet alleen
officieren opgeleid, maar ook ambtenaren voor het civiele bestuur. Via enorme
conglomeraten strekte de Tatmadaw ook zijn tentakels uit in de economie.
Het land werd neergezet als een lappendeken van maar liefst 135 nationale
rassen. Dat klonk antropologisch gezien interessant, maar in werkelijkheid was
het de zoveelste variant van verdeel en heers door een Birmaans gezag. In het
leger maakten minderheden en niet-boeddhisten steeds minder kans op promotie.
De boodschap over de identiteit van het land was steeds dezelfde: die lag
verankerd in een boeddhistische Birmaanse staat waarbij andere groepen
tweederangs burgers waren. Het militaire regime creëerde een vruchtbare
voedingsbodem voor angst en vijandigheid jegens andere groepen in de samenleving.
Vooral moslims moesten het ontgelden. Konsekwent luidde ook de boodschap dat de
Rohingya's die voor het merendeel stateloos zijn, indringers uit Bangladesh
zijn. Als politieke spanningen of protesten tegen het regime opspeelden, werd
er door de autoriteiten vaak geweld tegen moslims geënsceneerd om de aandacht
af te leiden van de werkelijke problemen.
Het bloedbad van 1988 was ook voor burgers die het leger totnogtoe het
voordeel van de twijfel hadden gegund een keerpunt. The People's Army van Bogyoke
Aung San bleek een instituut geworden dat niet alleen opstandige rebellen, maar
ook zijn eigen inwoners als vijanden beschouwde.
Mede daarom raakte Aung San Suu Kyi een enorme snaar toen ze in 1988
tijdens haar eerste grote toespraak aan de voet van de Shwedagon pagoda
verkondigde dat het leger weer een leger moest worden zoals haar vader zich dat
had voorgesteld en dat zich buiten de politiek hield al sprak ze ook over haar
affectie voor het instituut dat haar vader had opgericht. Maar toen ze de legertop
verantwoordelijk stelde voor de deplorabele staat waarin het land verkeerde
werd dat de reden van haar huisarrest dat af en aan ruim 15 jaar zou
duren.
Mensen slikten hun afkeer van de Tatmadaw in. Maar binnenskamers broeide
het en in de theehuizen gonsde het met regelmaat van de spottende grappen en
besmuikt commentaar.
Een stille daad van volksverzet maakte ik mee toen ik in het midden van de
jaren negentig op 27 maart, Armed Forces Day, oog in oog met het leger stond.
Onder het dreunen van marsmuziek marcheerden de militairen in lange colonnes
door de straten. Hun gezichten versteend onder hun helmen, hun benen in een
stramme paradepas. Op hun geweren staken glanzende bajonetten. Het
was de enige dag in het jaar dat de Tatmadaw zich in de stad vol ornaat liet
zien. Maar de trottoirs bleven op wat families van militairen na veelzeggend
leeg. Sinds de verhuizing naar de nieuwe hoofdstad Naypyitaw in 2005 is Armed
Forces Day een ceremonie in het militaire hoofdkwartier waar slechts vips
toegang hebben.
Interviews gaf het gesloten militaire bolwerk niet. In een poging meer van
het leger te begrijpen bezocht ik regelmatig het Tatmadaw museum in Rangoon.
Het had veertig jaar geduurd voor het departement van psychologische
oorlogsvoering de expositie compleet genoeg vond om het museum te openen. Ik
dwaalde er langs vele meters materieel. Tanks, vliegtuigen, jeeps, kanonnen,
geweren – de uitstalling leek op een uitvergrote jongensdroom. Our motto: To
keep wheels moving and guns ring, zei een bordje naast het wapentuig. Er kwam
ook geen einde aan de foto's die een nobele versie van de rol van het leger in
de geschiedenis toonden. De veldslagen in de jungle dienden om het uiteenvallen
van de staat te voorkomen en de etnische minderheden die de wapens neerleggen
werden aangeduid als “returned to the legal fold”. Op enorme afbeeldingen
overzagen de generaals de aanleg van wegen, bruggen, dammen en nieuwe
schoolgebouwen. Er stonden maquettes van rijstmolens, elektriciteitscentrales,
luchthavens, golfterreinen en honderden andere moderne verworvenheden die door
het leger waren aangelegd. Qua omvang valt dit oude museum inmiddels in het
niet bij de nieuwe versie, dat zich buiten de nieuwe hoofdstad Naypyitaw
bevindt. Maar de boodschap aan bezoekers is nog altijd dezelfde: de
Tatmadaw is niet alleen een professionele gevechtsmachine, maar ook het
middelpunt van elke belangrijke gebeurtenis in de recente geschiedenis en de
stichter
van een moderne natie.
De civiele instituten raakten ernstig ondermijnd. Thant Myint U, een
Birmese academicus die opgroeide in de Verenigde Staten, constateert in zijn
boek River of Lost Footsteps (2006): De afgelopen veertig jaar is het leger
niet meer het belangrijkste staatsinstituut, maar praktisch het enige
staatsinstituut, zelfs op lokaal niveau.
Ergens bleef de Tatmadaw ook een reus op lemen voeten. De deserteurs en
krijgsgevangenen die ik in de jungle te spreken kreeg, maakten geen deel uit
van die elite. Ze durfden in handen van de vijand evenmin openlijk hun zegje te
doen, maar hun verschijning vertelde ook al een verhaal. De meesten waren maar
twee koppen groter dan de geweren die ze droegen en ze zagen er zwakjes uit. Ze
vertelden dat ze uit arme families kwamen en weinig kans hadden op ander werk.
Sommigen waren gedwongen gerekruteerd. Het leger gebruikte de nieuwelingen
vooral als kanonnenvlees wanneer er heuvels ingenomen moesten worden. De
militaire top die ondanks onderlinge rivaliteit uit eigenbelang bijeen bleef,
vertrouwde zijn lagere regionen niet. Rotaties van commandanten moesten
voorkomen dat er andere machtsbases ontstonden.
In 2011 kwamen er na de installatie van een regering die vooral
uit ex militairen bestond, prille hervormingen. Het was een traject dat de
militaire machthebbers jarenlang hadden voorbereid als “Een routekaart naar een
bloeiende gedisciplineerde democratie in zeven stappen”.
Volgens ingewijden was het flink gaan steken dat Birma als verpauperde
sloof door het leven ging terwijl andere landen in de regio aanzienlijke
groeicijfers boekten. De Westerse steun die in ruil voor politieke hervormingen
werd toegezegd, was bovendien hard nodig als tegenwicht voor de uit hand
gelopen economische en culturele overheersing door China. Met dit geregisseerde
proces werd voor de aftredende militairen ook een veilig en lucratief pensioen
geregeld.
Het was van meet af aan de vraag hoe ver de fragiele hervormingen zouden
gaan. Een ondemocratische grondwet die in 2008 door een referendum onder
dwang aangenomen werd, garandeert het leger vijfentwintig procent van de zetels
in het parlement en de totale controle over de belangrijkste ministeries
Defensie, Binnenlandse Zaken Grensbewaking. Onder Binnenlandse Zaken valt ook
het vrij onbekende maar invloedrijke General Administration Department, een
instituut dat zeggenschap over het ambtenarenapparaat heeft.
Met de nieuwe semi-civiele regering trad ook senior general Min Aung Hlaing
aan. Een ambitieuze, met zijn 61 jaar relatief jonge militair, die aan de
prestigieuze Defence Services Academy was opgeleid. Hij leidde nietsontziende
operaties tegen etnische minderheden, en toonde zich ook een havik bij
protesten van burgers in de steden.
Hij liet meteen weten dat hij een professioneel modern leger op wilde
bouwen. Het is evenmin een staatsgeheim dat hij voor de verkiezingen van 2020
politieke ambities heeft. Terwijl veel van de de vorige militaire machthebbers
zich omringden met vage adviseurs en astrologen, laat hij op facebook zien een
man van de wereld te zijn. Het is een publiek geheim dat hij zijn blik gericht
heeft op het presidentschap.
In een interview met de BBC in 2015 gaf hij geen teken dat hij het nodig
vond de macht van het leger in de politiek in te dammen. Dat zou pas kunnen als
er vrede in het land is. Heel wat Birmezen menen dat de opnieuw opgelaaide
conflicten de Tatmadaw in die zin best goed uitkomen.
Maar wie goed luistert hoort wel vaker omineuze boodschappen in zijn
optredens. In het 'standaard leger' dat hij propageert zouden gewapende
etnische groepen welkom zijn. Maar het betekent het dat de minderheden zich
onder het commando van Birmanen moeten stellen en dat is juist een van de grote
twistpunten in het vredesproces. De gedachte van een federale staat zoals de
minderheden die eisen staat voor de Tatmadaw van oudsher gelijk aan het
uiteenvallen van de staat. Min Aung Hlaing vermijdt het zich duidelijk uit te
spreken over die heikele kwestie. Ondertussen ventileert hij wel ideeën die
doen vermoeden dat hij net als zijn voorgangers een boeddhistische Birmaanse
staat prefereert. Zo belooft hij regelmatig om het boeddhisme voor de
toekomstige generaties tegen kwade invloeden van te beschermen. Daarmee doelt
hij vooral op moslims die volgens hem het land willen domineren. De senior
general staat aan het hoofd van een gruwelijke geweldsoperatie waarbij de militairen
en milities honderdduizenden van de overwegend statenloze Rohingya's verdreef
naar Bangladesh en op grote schaal moordde, martelde en verkrachtte.